De ruimte waarin ik zat was donker, krap, er was nauwelijks ruimte om te bewegen. De ijzerachtige geur maakte het moeilijk te ademen. Mijn hoofd en arm klopten pijnlijk, ze voelden plakkerig en nat aan. Tussen de spleet van het deurtje door hoorde ik het mechanische geklik van de lange vlezige poten. Hetgeen dat boven die poten zat was iets dat ik me in mijn ergste nachtmerries nog niet kon bedenken. Ik had het gevoel dat de kleinste beweging, het kleinste geluid, me zou verraden. Ik hield mijn adem in en klemde mij vingers tussen mijn benen om ze te laten stoppen met trillen. Ik wist dat als ik nu een geluid maakte, dat dit het einde zou zijn. Terwijl ik terugdacht aan wat er was gebeurd begon ik weer te zweten, koude rillingen liepen over mijn rug.
Ik was in de kamer terwijl Job en Silke in de keuken waren. Ik wou ze net roepen om samen een spelletje te doen toen een ijselijke schreeuw de stilte doorbrak. “Silke!” Ik schreeuwde haar naam en liet het spel uit mijn handen vallen. Twee paar voeten renden snel mijn kant op en ik omhelsde ze, mijn hart klopte in mijn keel. “Wat is er? Is het weer zover?” Vroeg ik, mijn handen druk in de weer om te kijken of ze ergens gewond waren. “We zagen er buiten weer een!” hikte Silke met tranen in haar ogen. “We moeten snel zijn! Straks komen ze weer naar binnen!” Job trok me haastig aan mijn arm.
Ik verstijfde terwijl mijn ogen contact maakten met de vele ogen voor me. “Te laat.” Mijn benen begaven het en ik kon mijn trillende handen niet in bedwang houden. De herinneringen waren nog te helder in mijn geest om dit monster weer onder ogen te komen. Silke gilde en terwijl Job me nog steeds probeerde mee te trekken werd ze meegesleurd door het monster. “Nee Silke!” huilde ik uit. Ik probeerde achter haar aan te gaan maar mijn verstijfde lichaam werkte niet mee. Job hijgde terwijl hij me in de kast propte, hij was er zelf halverwege in toen ook hij werd gepakt door het monster. Zijn blik vol angst brandde zich in mijn ogen voordat het deurtje dichtsloeg.
Ik zat nu al een tijdje in de kast en inmiddels waren de monsters verdwenen. De spanning verliet mijn lichaam en dikke tranen vertroebelden mijn zicht. Waarom? Waarom moest dit weer gebeuren. De eerste keer nam het al de levens van beide ouders en nu… ik kon er niet aan denken zonder benauwd te worden. Als ik nou wat gedaan had, als ik niet zo verschrikkelijk nutteloos was geweest…misschien zouden we dan nu nog samen zijn. Ik drukte mijn vingers pijnlijk in de wond op mijn arm. Waarom ben ik zo? Waarom kan ik niks? Mijn vingers drukten nog iets harder. Het is allemaal mijn schuld. Mijn lichaam hield niet op met trillen terwijl er een waterval uit mijn ogen stroomde. Ik hikte en ik kon me geen zorgen maken over de geluiden die ik produceerde terwijl ik dacht aan mijn broer en zus.
Mijn hoofd bonkte luid en ik voelde me misselijk. Mijn vader, mijn moeder, mijn broer en mijn zus… ze waren allemaal weg, ik kon ze nooit meer weer zien. De donkere ruimte waarin ik zat paste precies bij hoe ik me voelde, hulpeloos, alleen, leeg. Waarom ben ik alleen? Waarom ben ik de enige die nog over is? Wat is er vredesnaam nog over om voor te leven? De wereld was al een verschrikking om in te leven nadat monsters de vrede doorbraken. In het begin was het oké, de stad werd beschermd door hoge muren en de monsters konden niet naar binnen komen. Totdat het ze op een dag wel lukte. Op dat moment kwam de helft van de bewoners tot hun einde. Op deze tragische dag verloren wij ook onze ouders. Het leven daarna was moeilijk, we leefden constant in angst, maar ik had mijn broer en zus nog. Samen hadden we nog steeds onze kleine momentjes van geluk. Maar nu? Ik kon me niet eens een toekomst inbeelden waarin ik door moest leven, helemaal alleen.
Op dat moment, alsof het mijn gedachten kon lezen, klonk het bloedstollende gekrijs van het monster. Het monster waarvan ik dacht dat het eindelijk weg was begon weer dichterbij te komen. Het huiveringwekkende klikken en schrapen van de poten dat me een seconden geleden nog angst aanjaagde klonk nu als bellen in mijn oren. Dat is het, ik hoef ook helemaal niet door te leven. Dat zouden zij ook niet willen toch? Het is mijn schuld dat ze er niet meer zijn dus dit is wat me te wachten stond. Het klopt nu allemaal. De extra tijd die ik gekregen had was mijn bestraffing. En nu? Nu kan ik ze allemaal weer zien. Mijn spieren die een moment geleden nog gespannen waren ontspanden zich terwijl ik dacht aan het weerzien van mijn familie. Een glimlach vormde zich om mijn gezicht en ik opende het deurtje van de kast. De vele glimmende ogen staarden me strak aan en het monster rende op me af. Tot straks, was mijn laatste gedachten voordat alles zwart werd.
