De meester

Ik heb geen idee waar ik ben. Ik zie niets, maar ik hoor het geruis van verkeer in de verte. Om de zoveel seconden valt er een druppel op de grond. Het is koud. Er blaast een zacht ijzig briesje die mijn nekharen overeind doet staan. Ik lig op iets hards dat net zo ijzig koud is als het briesje. Als ik probeer rechtop te gaan zitten, merk ik dat ik ben vastgebonden. Ik probeer in mijn geheugen te graven naar de afgelopen uren, maar ik herinner me niets.

Er klinken voetstappen in de ruimte naast mij, gevolgd door gedempte stemmen. Ik moet mijn best doen om te kunnen verstaan wat ze zeggen. Het is een onzekere stem: ‘…implementatie was succesvol. Als ze wakker is, zullen er wat testjes gedaan moeten worden om te kijken of de chip ook echt werkt.’ Een andere, zwaardere, zelfverzekerde stem geeft antwoord: ‘Goed, bel me met de resultaten.’ – ‘Ja, meester.’ Er valt een deur in het slot en de geluiden sterven weg.

Langzamerhand beginnen mijn ogen aan het donker te wennen en kan ik delen van mijn omgeving zien. Aan mijn rechterkant probeert het zonlicht zich door een piepklein raampje te wurmen om de kamer te verlichten. Het ruitje is kapot en vormt zo de bron van het ijzige briesje. Als ik mijn hoofd draai, zie ik door een spleet onder de deur het licht vanuit de ruimte ernaast schijnen. Ik herken de ruimte niet. Waar ben ik? Uit het niets weet ik ineens het antwoord: een oud warenhuis op het industrieterrein van Boston, Massachusetts.

De voetstappen komen terug. In het licht dat onder de deur door komt, verschijnt een schaduw. Snel doe ik alsof ik slaap. De deur gaat open en voetstappen komen naar binnen. Wie is het? Weer weet ik meteen het antwoord: Bob Johnson, wetenschapper, 46 jaar, getrouwd, twee kinderen, woonachtig in Boston. Hoe weet ik dat ineens?

‘Hoi, Anna.’ Het is de onzekere stem, maar zonder de meester in de buurt klinkt hij zekerder. Wat wil hij van me? Weer een antwoord: hij wil testen of de chip die hij in mijn hoofd geïmplanteerd heeft, werkt. Wat zou die chip dan moeten doen? Op iedere vraag die de persoon met de chip stelt, komt meteen het juiste antwoord. De chip bevat alle data die er zijn, doordat het deze live oppikt vanuit de bestaande netwerken en verbindingen. De drager van de chip is echter niet alwetend: hij krijgt alleen antwoord als hij een letterlijke vraag stelt.

Ik schrik als Bob zachtjes op mijn schouder tikt. ‘Sorry, ik wilde je niet laten schrikken. Ik wil even wat testjes met je doen. Daarvoor zet ik deze muts bij je op die je hersengolven meet.’ Aan de muts hangen tientallen draadjes en het lijkt alsof hij veel te klein is voor mijn hoofd. Ik doe mijn mond open om een vraag te stellen, maar er komt alleen een krakend geluid uit. Ik kuch een keer en probeer het nogmaals: ‘Wat voor testjes ga je doen?’ Ik had het niet hoeven vragen, want op het moment dat ik het uitspreek, weet ik het antwoord al. Bob geeft antwoord: ‘Ik heb een chip ontwikkeld die ervoor zorgt dat de drager ervan alle antwoorden weet op welke vraag dan ook, net zoals op deze.’ Ik blijf stil.

‘Kijk, op dit scherm zie je jouw hersengolven. Dit lijntje representeert het centrum van Wernicke, waar je taalbegrip geregeld wordt. Ik ga je een aantal vragen stellen en als de chip goed werkt, worden de golven hoger. Dat betekent dat er meer activiteit plaatsvindt, of je nu antwoord geeft of niet.’ Het maakt me bang. Waarom doet hij dit? Omdat hij onder druk gezet wordt door zijn meester. Die kwam erachter wat voor kennis Bob heeft over dataverzamelende chips en heeft hem onder druk gezet deze chip voor hem te ontwikkelen. Hij wil namelijk alleenheerser worden en wil om dat te bereiken alles kunnen weten. De meester wist alles over hem en zijn familie en dreigde met hun levens als hij niet voor hem zou komen werken, dus Bob kon geen kant op.

‘Goed, Anna, weet je waar je bent?’ De golfjes schieten omhoog. ‘Oké, wie is de huidige president van Rusland?’ Weer hoge golfjes. ‘Wat is de wortel van 343.396?’ Ik hoef er niet over na te denken, terwijl ik normaal de wortel van 144 niet eens weet. Het maakt me bang. ‘Wat is het kleinste land ter wereld?’ Ik probeer aan iets anders te denken en niet te luisteren naar wat Bob me vraagt, maar ik weet het antwoord al. ‘Wat gaat er straks gebeuren?’ De golfjes blijven laag. Geen antwoord. ‘Precies wat ik verwacht had: de chip genereert alleen antwoorden die je op dat moment zou kunnen weten en kan de toekomst niet voorspellen.’

Bob pakt zijn telefoon. ‘Meester, het werkt.’ Enkele minuten later stapt een grote man de kamer in. ‘Bedankt, Anna. Mede dankzij jou zal ik mijn doel bereiken. Voor jou eindigt het hier. Je vormt nu een gevaar voor mij.’ Voor ik het doorheb, richt de man een pistool op me. Het laatste wat ik zie is het gezicht van Bob dat met een mengeling van shock, angst en ongeloof opkijkt naar zijn meester.