Kerstverhalenwedstrijd: Kerstinkopen

Staand in de hal voelt Erben een schuldgevoel samenballen in zijn maag, natuurlijk heeft hij daar niet aan gedacht. En hoe lang heeft hij Pien al niet gezien? Somber haalt hij zijn handen door z’n haar en leest nogmaals het kaartje. Hij weet nog precies waar hij, samen met Marre, die leuke, maar veel te dure kersttrui kocht. Hij kijkt om zich heen en probeert te achterhalen hoeveel tijd hij vandaag weer heeft besteed aan niets doen. De enige klok in de kamer heeft het maanden geleden al begeven, maar de schemering die op afstand wordt gehouden door de vele kerstlampjes in de straat belooft weinig goeds. Na een korte zoektocht vindt hij een jas, een muts en een linkerhandschoen. Snel schiet hij ze aan en na het oppompen van de eeuwig zachte voorband rijdt hij door de voordeur naar buiten. De geur van Glühwein, gebrande noten en een flard van Chris Rea die onderweg naar huis is waaien hem tegemoet terwijl hij slingerend de warm ingepakte mensen probeert te ontwijken die nog een laatste kerstboodschap doen.

Buiten adem parkeert hij enige minuten later zijn fiets tegenover het monumentale winkelpandje. Snel steekt hij de straat over en zodra hij de oude houten deur opent waant hij zich in de idyllische wereld van een klassieke Gibsons kerstpuzzel. Ietwat aarzelend sluit hij achter een peuter met rendiergewei en zijn ouders aan in de rij en kijkt de winkel rond. Er is niet veel veranderd sinds een jaar geleden. Als hij door de etalage naar buiten kijkt ziet hij zichzelf met Marre voor het raam staan. Ze wijst vertederd naar één van de truien en trekt hem mee naar dezelfde oude deur waardoor hij net naar binnen is gekomen.

“Goedemiddag, kan ik u helpen?” verschrikt kijkt hij het vriendelijke, als kerstelfje verkleedde, meisje achter de toonbank aan. Het belletje van de deur rinkelt, Erben kijkt om en ziet een verliefd stelletje binnenkomen dat druk wijst naar een trui in de etalage. Een beetje verward richt hij zijn aandacht weer op de glimlach achter de toonbank. “Euh… ja sorry. Als het goed is ligt er een cadeau voor mij klaar.”
“Dat kan, op welke naam staat het?” vraagt het meisje.
“Erben.”
“Ik ga even voor u kijken.” En ze verdwijnt achter een gordijn. Terwijl het verliefde stelletje met een truitje in de hand achter hem aansluit, komt het meisje terug. “Ik kan niets vinden op de naam Erben.”
Vanachter de kunstkerstbomen en andere kerstdecoratie bekruipt Erben een onzeker gevoel. “Dit is toch de juiste winkel?” stamelt hij. “Misschien staat het op Marre of Pien?” Het meisje verdwijnt weer om vervolgens snel weer te verschijnen. “Ik heb het gevonden hoor! Inderdaad voor Pien. Het ligt er al een tijdje,” zegt ze vriendelijk terwijl ze een rood glinsterend cadeau met een wit kaartje op de toonbank legt. Opgelucht rekent Erben af. Buiten bekijkt hij het cadeau en ziet het o zo bekende handschrift op het kaartje.

Er verschijnt een kleine glimlach op het gezicht van Erben. Typisch iets voor Marre om hem te plagen met dit soort puzzeltjes. Peinzend over het raadsel ziet hij de eerste vlokjes sneeuw door de lucht dwarrelen, alsof hij meespeelt in zo’n romantische kerstfilm. Plotseling moet Erben denken aan die whiskyproeverij, toen het buiten zo hard sneeuwde dat ze ’s nachts bij haar ouders in de buurt zijn blijven slapen. De plek waar ‘water’ gerookt wordt… “kan niet missen.” mompelt Erben in zichzelf. Snel loopt hij naar zijn fiets terwijl de klok van de Grote Kerk begint te luiden. Hij kijkt op en ziet de verlichte wijzers van de toren half zes aanwijzen. Een kleine vloek ontsnapt bij het besef dat de stokerij een flink stuk fietsen is. Een half uur, dat wordt krap. Hij springt op zijn fiets en stuurt weg van het centrum.

Al snel maakt de hartelijke warmte van de historische winkelstraatjes plaats voor kille, verlaten straten. Vanuit de woonkamers wordt er een Kerstige gloed de straten in geworpen en Erben kan het hartelijke gelach en de klinkende glazen bijna horen. De eerste eenzame vlokken worden inmiddels vergezeld door hun familie en vormen een sneeuwlaagje dat het geluid voorzichtig begint te dempen. Het wordt steeds stiller en als Erben de stokerij aan het einde van de straat ziet liggen hoort hij een klok in de verte luiden. Eén, twee… zes keer. Vlug legt hij de laatste meters af en terwijl zijn band het laatste restje lucht weer eens heeft uitgeblazen komt hij glijdend op de ijzers van zijn voorwiel tot stilstand. Hij parkeert zijn fiets tegen de gevel van de oude stokerij en kijkt naar binnen. Er brandt nog licht! Maar wanneer hij zijn hand tegen de deur zet om deze te openen geeft deze niet mee. Erben duwt nog een keer en als hij één van de ruitjes wil kloppen, valt zijn oog op het briefje aan de deur ‘Vandaag zijn wij helaas om 17.00 uur gesloten. Wij wensen u en uw geliefden een hele fijne Kerst.’

Gefrustreerd trekt hij de muts van z’n hoofd en gooit het ding in de sneeuw. Hij draait zich om en kijkt de stille winternacht in. Typisch… Wat nu? Hij zucht, raapt z’n muts op en klopt de sneeuw er af. Doelloos loopt hij terug naar zijn fiets als plotseling de stilte doorbroken wordt door het gekraak van een deur. In de deuropening van de stokerij staat een man, voor zijn bruin leren schort heeft hij een feestelijk ingepakt pakket met daarop een bekend kaartje. “Ze had al gezegd dat je wel eens te laat zou kunnen zijn…” zegt hij vriendelijk. De man steekt zijn grote handen met daarin het cadeau uit. Aarzelend neemt Erben het aan en kijkt op naar het bebaarde gezicht. “Euh… ja dankuwel… Fijne kerst!” stamelt hij. “Ik wens jullie hetzelfde!” reageert de man terwijl hij zich omdraait en weer naar binnen gaat. Onhandig vouwt Erben het kaartje open.

Er loopt een rilling over zijn rug, Erben weet precies waar hij naartoe moet. Naar het huis van zijn schoonouders. Hij begraaft zijn hoofd diep in zijn kraag en in gedachten verzonken loopt hij door de besneeuwde straten met onder beide armen een cadeau. Als hij het huis in de verte ziet, slaat zijn hart een slag over en voelt hij zijn mond droog worden. Er zit iemand op het bankje voor het huis. Verstopt in een groene winterjas met gele shawl en muts kijkt ze voor zich uit. Pien! En terwijl haar rode laarsjes boven de verse sneeuw bungelen gaat de deur van het huis open. In het warme licht is het silhouet van zijn schoonvader te zien die naast het bankje hurkt en zijn kleindochter iets vraagt. Koppig schudt ze ‘Nee’ en zichtbaar bedroefd loopt haar opa de warmte van het huis weer in. Het schuldgevoel van eerder vandaag balt zich in viervoud opnieuw samen. Hoelang zit ze daar al? De stilte in de straat wordt doorbroken door het knarsen van de verse sneeuw onder zijn voeten als hij weer begint te lopen. Wanneer hij dichterbij komt kijkt Pien op, en vanonder de warme muts vinden haar grote diepblauwe ogen de zijne. Zijn benen begeven het, hij zakt op zijn knieën en steekt zijn armen uit. Pien springt op en vliegt op hem af, Erben voelt haar koude gezichtje tegen zijn wang terwijl ze fluistert: “Ik dacht dat je niet meer zou komen.” Op het bankje ligt een bekend kaartje. Erben pakt het met trillende handen op.

“Papa, ik ben zo blij dat je er bent!” zegt Pien met een hees stemmetje. Erben wil antwoorden, maar er komt alleen een wolkje uit zijn mond en terwijl hij knikt trekt hij Pien weer tegen zich aan. Na een eeuwigheid maakt ze zich los uit zijn omhelzing en kijkt Erben onzeker aan: “Ga je mee naar binnen? Oma heeft mama’s lievelingstaart gebakken.”

Dit verhaal maakte onderdeel uit van de CB Kerstverhalenwedstrijd 2022.