Kerstverhalenwedstrijd: Het kerstdiner bij kaarslicht

De enige lichtbron in de eetkamer was afkomstig van de kandelaar – de kaarsen waren bijna opgebrand, slechts een kleine hoeveelheid kaarsvet resteerde. In de kerstboom in de nis van de kamer hing een rijkelijke hoeveelheid gouden ballen. Over de toppen van de takken waren glinsterende slingers gedrapeerd, naast een lichtsnoer met één flikkerend lampje. De overige lampjes waren jaren geleden al gestopt met het verspreiden van hun licht. Ik had de kamer zorgvuldig gedecoreerd – de hoeveelheid kerstversieringen was overweldigend, maar buitengewoon doordacht.Helaas was zijn pracht verscholen onder een deken van duisternis.

December was met zijn venijnig koude winden en eindeloze duisternis van lange nachten een eenzame maand voor de onbeminden. Oh, wat was het toch barmhartig van mij om haar uit te nodigen! Vooral op kerstavond hoorde tenslotte niemand alleen te zijn.

De lange mahonie tafel, die de ruime kamer bijna volledig vulde, was bedekt met een bloedrood tafelkleed – haar geschrans zou mijn perfect gelakte tafel niet ruïneren. Ik had alles tot in de puntjes voorbereid, aandacht besteed aan de ogenschijnlijk onbelangrijke details. Als de ware gastvrouw die ik ben had ik zelfs verse kerststerren in een dieprode kleur gekocht en in potten op tafel gezet. De kandelaar was zorgvuldig in het midden van de handgesneden tafel geplaatst en ik had een fles Cabernet Sauvignon geopend. Het was bijna hartverwarmend – bijna – om haar oprechte verbazing te zien toen ze binnenkwam en zag hoeveel werk ik in de voorbereiding van dit diner had gestopt. Ja, ik had inderdaad veel moeite gestopt in het prepareren van deze nacht. Had ze de ware reden geweten, dan had Gula gewenst dat ze mijn – oh, zo gulle – uitnodiging had afgewezen.

Ik ging zitten aan het ene hoofdeinde van de meterslange tafel, Gula zat aan het andere einde. Na genoten te hebben van mijn eerste kruidige, maar fruitige nipjes van de Sauvignon, had zij haar glas, dat een moment geleden nog was gevuld met een van de smaakvolste wijnen in mijn bezit, al volledig geleegd. Ze had de Sauvignon in enkele seconden achterover geslagen – ze had het vast niet eens gemerkt als ik haar een Chardonnay had gegeven, zó gulzig was ze! Een extreem gevoel van afkeer woedde door mijn lichaam.

Nadat ik het trieste einde van mijn wijn had aangezien was het tijd voor het diner. Een aandachtig bereid driegangenmenu wachtte om door haar verslonden te worden. De geur van vers vlees vulde onze neusgaten. De penetrante geur van afval, pis en hondenpoep, de geur van de straat, die sinds Gula’s binnenkomst in de kamer hing, werd verdrongen – eindelijk, ik kon weer inademen! Gula’s ogen lichtten op toen ze de enorme borden met dungesneden plakjes kalfsvlees zag. Het was mijn persoonlijke favoriete voorgerecht – ik moest deze scène nog twee gangen aanschouwen, ik kon mijn pijn op zijn minst verzachten door mijn smaakpupillen te entertainen. Terwijl ik genoot van de verfijnde smaak van mijn zelfbereide culinaire hoogstandje schoof Gula zoveel mogelijk eten tegelijk in haar mond. Het met olijfolie besprenkelde kalfsvlees, de pijnboompitten, rucola en geraspte Parmezaanse kaas verdwenen binnen twee minuten. De walgelijke geluiden die haar tanden produceerden tijdens het fijnmalen van de – oh, zo dungesneden – carpaccio zorgde er voor dat ik bijna moest overgeven. Mijn volledige lichaam was gevuld met intense walging.

Het voorgerecht was slechts een warming-up geweest, een waarschuwing zou je kunnen zeggen – zó aardig van mij, vind je niet? Wanneer Gula niet bezig was met het naar binnenschuiven van eten in haar mond, hing een gevoel van rusteloosheid om haar heen. Bij elk onschuldig geluid keek ze schichtig om haar heen. Waar maakte ze zich druk om? Dat was nog niet nodig – nog niet. Ze tikte met haar voeten op de grond en frunnikte aan de mouwen van haar jas. Ja, haar jas! Die had ze aangehouden. Alsof ze nog steeds in de koude krochten van de straat leefde en niet bij mij was, veilig en warm in huis!

Gula snifte gretig, lokaliseerde een nieuwe berg eten die ze kon verslinden. Haar tong likte wanhopig langs haar lippen, het eten bijna proevend vanaf meters afstand. Ik zag haar ogen verwijden, verlangend – het was tijd voor het hoofdgerecht. Een zilveren schaal was gevuld met een langzaam gegaarde kalkoen, het pronkstuk van de avond, geroosterde groenten en aardappelgratin met gruyère. Een klein stukje van de kalkoen was voor mij, een groot deel voor Gula – ik verdeelde de kalkoen behoedzaam voordat Gula’s klauwen de schaal zouden aanraken. Het duurde maar een aantal seconden voordat ze het prachtvlees greep, haar handen naar haar mond bewoog en haar mond volpropte – ze slikte de voorzichtig gesneden stukken door zonder haar kaken te bewegen! Ze had niet eens de tijd genomen om de gebalanceerde smaken van de kalkoen te laten vermengen met haar speeksel! Ik fronste mijn wenkbrauw en voelde hoe een vlaag van woede mijn gezicht overspoelde met roodheid en warmte. Ik wilde dat dit afgrijselijke aanzicht verdween, maar ik wist dat mijn nauwkeurig uitgestippelde stappenplan niet compleet was zonder de laatste gang.

Het dessert was panna cotta, verdronken in een dikke, rode saus. Het was de laatste maaltijd, de laatste stap. Toen Gula op het punt stond de panna cotta te vermorzelen met haar wijd geopende bek, werd haar vraatzuchtigheid onderbroken door een langverwacht voorkomen – de eerste symptomen van cyanide. Haar ademhaling stokte, haar lichaam verstijfde. Voor een kort moment overwon haar mond de verlamming – een oneindige stroom van groenbruine brokken van halfverteerde carpaccio, kalkoen en onherkenbaar voedsel spoot naar buiten.

Mijn lichaam trilde van woede – mijn neusgaten verwijdden, mijn kaken spanden zich aan, mijn lippen waren strak op elkaar geduwd en mijn ogen spuwden vuur. Dit afgrijselijke wezen voor mij was misselijkmakend – mijn woede was een beeltenis van mijn minachting. Mijn ogen waren gefixeerd op de kandelaar, zijn kaarsen brandde nu nog nauwelijks. In een vlaag van opwinding rukte ik hem van de tafel, gooide mijn hand omhoog – ik was zó verbitterd! – en zwiepte de gigantische kandelaar richting…

Mijn daad werd onderbroken door een snakkende ademhaling. Gula’s handen grepen paniekerig naar haar borst. Tevergeefs. Haar lichaam verslapte, klapte op de eettafel en verwoestte de laatste restanten van mijn – oh, zo liefdevol bereid – diner.
Dankzij mij hoefde ze ook de komende kerstavonden niet meer in eenzaamheid door te brengen.

Dit verhaal maakte onderdeel uit van de CB Kerstverhalenwedstrijd 2022 en is geschreven door Jeanine Boogaard.

Auteur

  • admin

    Lorum Ipsum deze persoon is niet echt.