Kerstverhalenwedstrijd: De perfecte kerst

Ik lig op bed met mijn natgeregende benen tegen de hete radiator. Wij, met dit gezin, veroorzaken de hele energiecrisis, ik weet het zeker. Ik druk mijn gezicht in het kussen, wrijf mijn voeten tegen elkaar en snuif de lekkere lucht van peperkoek en de mufheid van de verwarming op. Maar rustig wordt het niet echt in mijn hoofd. De platgedraaide kerstmuziek en het oorverdovende gekwebbel van winkelend publiek staat nog even hard aan.

Vechten, deden ze in het tuincentrum, om de sets met kerstballen en glitterkaarsen. Kerstgekken, jong en oud, driftig op zoek naar koopjes. Terwijl ik met mijn hele gewicht aan onze kar hing, want zo vol zat ‘ie, keek ik toe hoe mijn vader en zus meededen aan de manie en zich met de andere roofdieren voegden.

Papa stond met Suus op zijn schouders te vechten voor de gouden kerstballen op de hoogste plank, “die we moéten hebben, want anders kloppen de bomen niet,” aldus papa. Papa doet heel erg zijn best. Héél erg. Te erg. Want we hebben geen drie kerstbomen nodig, of een kerstsok aan de open haard voor elke kip in de achtertuin. Ik kon niet toekijken, want het leek me eerlijk gezegd levensgevaarlijk. Dus duwde ik de kar een gang in met pieken voor op de boom. Er lagen wel twintig soorten sterren, manen en engelen. In het midden stond een hoge boom met alleen lampjes en helemaal bovenaan een engeltje met een glinsterend hartje op haar borst. ‘Een bengeltje,’ zou mama zeggen, en dan zou ze zacht met haar vinger op mijn neus tikken. ‘Net zoals jij.’

Ik ben al bijna weggedommeld als ik een gil van beneden hoor komen. ‘Kar, eten!’ gilt Suus het trapgat in. Als ik beneden kom geurt het zo sterk naar lasagne en peperkoek dat ik niks anders meer kan ruiken. ‘Jezus, pap,’ zeg ik als ik de kamer binnen kom lopen. ‘Ik wist dat de kar vol zat, maar dit-‘ Ik kan mijn zin niet afmaken want ik verlies mijn gewicht als ik op iets ronds ga staan en achterover vlieg. Met een klap kom ik met mijn hoofd tegen de grond. De dozen die er boven op stonden nemen een vliegende duik en vallen een voor een boven op me, eentje met de punt op mijn arm.

Ik kan niet eens vloeken want het wordt donker. Ik kan alleen nog Suus horen gillen en papa mijn naam horen roepen. Mijn arm voelt alsof hij in tweeën ligt en mijn hoofd bonst want de oven met de lasagne erin piept en piept en piept. Ik knipper voorzichtig en zie grijze tegels met spikkels. Een vulkaan van peperkoek en chocolademelk borrelt in me op en ik moet snel rechtop gaan zitten om hem te uit te laten barsten. ‘Hé, Kar,’ zegt papa, die ook snel weer stopt met praten want de vulkaan wordt deels over hem uitgestort. Gelukkig stond er een bak naast het bed om de rest van de kots op te vangen. ‘Sorry,’ zeg ik terwijl ik mijn mond afveeg en de kamer rondkijk. Suus is er niet. ‘Waar zijn we?’
‘In het ziekenhuis,’ hij staat op om een doekje te pakken van het keukentje in de kamer. ‘Suus is even naar de WC.’

Als papa weer zit zucht hij diep. Ik wrijf in mijn ogen en kijk naar hem. ‘Waarom zijn je ogen rood?’ vraag ik. Papa snuit snel zijn neus en knijpt zijn ogen even dicht. ‘Eh, niks,’ zegt hij maar hij bedoelt alles. ‘Ik vind het gewoon jammer.’
‘Wat?’
Zijn lip trilt. ‘De lasagne is aangebrand. Alle kerstballen zijn kapot gevallen. Jouw arm is gebroken, Suus gaf over op het kleed nadat ze je zag liggen en terwijl we op de ambulance wachtten stootte ik het kaarsje naast mama’s foto van de mantel af, boven op de cadeautjes. Stuk voor stuk verbrand.’

Ik sla mijn hand voor mijn mond. ‘O mijn God, pap, what the fuck.’ Meer woorden heb ik niet want mijn hoofd voelt leeg. Ik zie nu pas het gips om mijn linkerarm. Ik schrik van papa die ineens heel hard snikt.

‘Het moest verdomme perfect zijn,’ zegt hij en huilt als een klein kind met zijn handen voor zijn gezicht. ‘Dit is het enige waar ik het hele jaar controle over had, iets waar ik me op voor kon bereiden. De rest ging allemaal zo snel. Ik kan niet-‘ zegt hij en het verdriet snoert hem de mond.

Suus komt binnen en schrikt, net zoals ik daarnet. ‘Wat is er aan de hand?’ vraagt ze.
‘Sorry,’ zegt papa en zijn gezicht, roder dan rood, is nu helemaal nat. ‘Deze kerst had perfect moeten zijn, nu mama er niet meer is.’ Suus komt naast me zitten en ik pak haar hand vast. Hij voelt koud. Even zitten we in stilte en herhaalt die laatste zin zich in mijn hoofd. ‘Het hoeft niet perfect,’ zegt Suus dan. Ik knik zacht. ‘Pobody’s nerfect, weet je nog?’

Papa grinnikt. Hij ziet er zo verschrikkelijk moe uit. Dat doen we allemaal. ‘Misschien is het tijd om het jaar uit te ademen,’ zegt hij. Op de ziekenhuismuur hangt een zielig kerstkransje, bungelend aan een spijkertje in de muur. Kerst op de meest on-kerstige plek op aarde. Ik slaak een zucht en pak ook papa’s hand vast. ‘Ik denk dat dit ziekenhuis wel een kantine heeft, toch? Wij hebben wel iets superongezonds en -imperfects verdiend, vind ik.’

Papa’s gezicht begint te stralen en Suus springt van het bed. ‘Patatje oorlog!’ roepen we alle drie tegelijk met onze handen in de lucht. Mijn hoofd doet meteen ongelofelijk veel pijn, maar het kan me niets schelen. Alles voor dat patatje. Met mijn jas onder mijn arm snelwandel ik achter papa en Suus door de gangen. In de grote hal van het ziekenhuis komen we langs een kerstboom. Helemaal bovenin, zo’n vier meter hoog, zit een bengeltje, met een glinsterend hartje op haar borst.

Dit verhaal maakte onderdeel uit van de CB Kerstverhalenwedstrijd 2022 en is geschreven door Elise Kuilder.